nog een paar Pareltjes
Iets ten zuidoosten van Montefrío ligt Íllora. Een plaats met weinig toeristische attracties behalve dan de -recent ten dele gerestaureerde- resten van een oud fort. Deze liggen op een fiks grote rots die met verticale wanden midden in de stad tussen de huizen oprijst. We kwamen er toevallig terecht. Er bleek in Íllora geen restaurant te zijn, daarvoor moesten we naar een dorpje verderop. Op de terugweg werden we verrast door een onverwachte tovertruc. ‘s Avonds in het donker werd deze grote rots, die vanuit de verte ruimschoots boven de huizen van het dorp uitsteekt, door sterke schijnwerpers op spectaculaire wijze oranje aangelicht. De steile, kale, donkergrijze steenmassa van overdag werd met twee ietwat langwerpige ogen en een grijnzende halvemaans mond ‘s nachts overtuigend omgetoverd tot een gigantische, vrolijk kijkende Halloween pompoen. Het was tenslotte eind oktober.
Vlakbij Jaén ligt Torredonjimeno. Een moeilijk te onthouden naam dacht ik tot ik hem ontleedde: “Torre – Don – Jimeno” oftewel “de toren van de heer Jimeno”. Viel toch mee. Op straat daar vroegen we iemand waar we iets konden eten of drinken. De aangesprokene, een tamelijk vrolijke dame, antwoordde dat alles dicht was op Allerheiligen. Geen nood, zei ze meteen enthousiast, dan geef ik jullie in plaats daarvan toch een rondleiding. Ze had wel wat tijd want haar man zat als officier in dienst ergens bij Gibraltar. Ze belde nog even met hem zodat wij hem konden begroeten. OK. Toen sjouwde ze ruim een uur met ons rond. We zagen van alles zoals die toren, die van Don Jimeno dus, een kerk en mooie art deco (modernista) gebouwen. Zelfs de heel fraaie kapel van haar tweetalige (Spaans en Engels), middelbare school.
Het grappigste kwam evenwel bij het bewonderen van het bronzen standbeeld van een steenrijke en zeer gulle, lokale weldoenster. Ondanks dat onze gidsdame buitengewoon van haar gecharmeerd was door alles wat ze voor iedereen had gedaan, vond ze haar voornaam echt totaal niet kunnen. Veel te lelijk, vreselijk. Op mijn vraag of er misschien toch niet een paar meisjes uit dankbaarheid naar haar vernoemd konden zijn, antwoordde ze resoluut: uitgesloten, echt niet, onmogelijk! Zó lelijk wil je in Spanje gewoonweg niet heten. Een soort van nationale trots werd geïmpliceerd. Je kunt eigenlijk elke naam wel hebben zei ze, alleen déze niet. Oh. De betreffende voornaam was: Egisipa (klemtoon op de tweede “i”). Ben die naam inderdaad nog nooit ergens tegen gekomen, maar ja, wat zegt dát nou helemaal?.
Coral Dekkers – Hulshoff Pol