Deel II Úbeda

Toen we Úbeda bezochten regende het maar dat niet alleen. Plotseling stak er een helse wind op die binnen seconden zo heftig was dat mijn paraplu zich compleet rond mijn middel krulde en daar kon ik onmogelijk iets tegen doen. Een gigantische rukwind die na korte tijd ook weer verdween. We liepen net in een straatje dat uitmondde op het centrale plein en zie daar: een grote berg bladeren die hoog boven ons uit torende. Wat was dit nu? Ja een grote, “eeuwenoude” boom, die vlak bij de ingang van de school aan dat plein had gestaan was, naar bleek, net tevoren door die rukwind geveld! Het personeel van de kroeg op de hoek waar we gingen opdrogen, kon het maar niet geloven. Ook aan de andere kant van het plein was een Meliá gehalveerd. Toen we later weer verder liepen troffen we een brandweerauto maar zonder brand zo te zien. Er stonden twee erkerramen te klapperen op de eerste verdieping van een smal, oud huis en aangezien die geheel van glas waren en best groot, was dat misschien niet zo fijn met een stoep er precies onder. Het huis leek niet bewoond. Brandweermannen moesten zien de ramen van buitenaf weer stevig te sluiten en dit bleek te gaan middels twee wat simpele touwtjes die er al aan bungelden. Hadden ze dit al eerder bij de hand gehad misschien?

Hierna kwamen we een ochío zaak tegen. Ochío, wat is dat? Bleek een soort brood, gevlochten of anderszins, met een grote keus aan mogelijk beleg. Kennelijk in die omgeving van belang want in Baeza bleek op de buitenmuur van de overdekte markt in tegels het recept ervoor te staan. Kun je mooi niet beweren dat je echt niet weet hoe je dat maken moet!

Wat ons opviel was de slimme manier waarop ze in Úbeda hun huis nog net een ietsje wisten te vergroten. Mensen met een huis met een balkonnetje gebruikten dat om daarbovenop een net iets groter balkon te fabriceren, afgedicht met ramen. Ook het onderste balkonnetje kreeg glas en zo creëerden ze zoiets als een hoog aan de buitenmuur geplakte erker.

Gelukkig waren we al eerder in Úbeda geweest en gaf het niet dat we er nu wegregenden. De plaats is door de mooie architectuur (o.a. de parador!) en het schitterende uitzicht over het dal van de Río de Guadalquivir, vanaf de promenade die net buiten de nog bestaande oude stadsmuur loopt, beslist een bezoek waard.

Coral Dekkers – Hulshoff Pol