We waren er al een paar keer “langs” gereden. Dat wil zeggen zodra je Albarracín dicht nadert rijd je door een tunnel die onder het stadje doorloopt waardoor je er weinig van ziet. We besloten om een paar dagen op die tunnel te bivakkeren.

In de ruim ten westen van Albarracín gelegen Montes Universales, een gebergte met kennelijk veel herten – ze staan op vrijwel elke menukaart – ontspringt het riviertje de Guadalaviar. Dit stroomt oostwaarts. In de loop van flink wat millennia is in de buurt van Albarracín in de rotsen een diepe canyon uitgesleten. De rotswand daar rijst naast de weg verticaal omhoog. Zeer imposant. Aan de andere kant van de weg kabbelt in het frisse groen het riviertje. Was dit vroeger veel woester?

Al kronkelend loopt de Guadalaviar op een bepaalde plaats in dat dal in een langwerpige, globaal noord-zuid lopende lus en boven op de hooggelegen rots binnen die lus, waar dus het riviertje in de diepte omheen stroomt, is Albarracín ontstaan. Natuurlijk kwam er eerst een fort maar niet als vesting. Het was de woonstede van een zeer welgestelde en uitgebreide Moorse familie. Daaromheen ontstond het stadje. Het geheel was – en is nog steeds ten dele – ommuurd. Omdat het bleef groeien, breidde het zich later ook uit naar het oosten en westen op de tamelijk verticale wand van het dal zodat het nu een T-vorm heeft. Tot hoog op de berg loopt nog steeds een muur met wachttorens. Via de oude en ook vanuit onze omgeving bekende manier (spiegels, vuren) seinde men van toren naar toren. Ze vertelden ons dat berichten op die manier binnen een uur van daar tot diep in Andalucía konden worden doorgegeven.

Veel huizen zijn gebouwd van de locale steensoort en die is wat geel-bruin tot rossig. In de afgelopen jaren is ijverig gerestaureerd en wel op een briljante manier. Terwijl iedereen voorzien wilde worden van alle moderne gemakken, werd tegelijkertijd vastgehouden aan het uiterlijk van het middeleeuwse bouwen. Dat was verplicht. Het resultaat is verbluffend, als een stap terug in de tijd. In sommige van de nogal smalle straatjes mogen toch auto’s komen maar alleen van bewoners of leveranciers. Nou fijn voor hen, de ruimte was vaak niet meer dan enkele centimeters naast de spiegels! Voor ons fantastisch natuurlijk om overal ontspannen te kunnen lopen en je ogen uit te kijken.

Ons hotel had een flinke verdieping lager dan de straat een prachtig, zonnig terras. Maar als het toch nog te fris was om buiten te ontbijten, moesten we weer een trap lager naar een ruimte onder dat terras, met maar drie kleine, hooggeplaatste raampjes. Daarachter bleken schietgaten te zitten. Ah, best veilig eten dus achter zo’n dikke, middeleeuwse verdedigingsmuur!

Wordt vervolgd

Coral Dekkers – Hulshoff Pol

 

 

 


 

Google Photo
Google Photo
Google Photo
Google Photo
Google Photo
Google Photo
Google Photo
Google Photo