Tom en Lies, twee jonge tieners,
deden dikwijls heel verveeld.
Moest er iets voor hen in tweeën,
dan voelde elk zich steeds misdeeld.

Ze hadden alles wat hun hartje lustte:
een dure broek, een mooie jas.
Hoe ma en pa hen ook verwendde,
niet één die ooit tevreden was.

Al dat vervelende geruzie,
waarvoor is het allemaal nodig?
Een beetje begrip en vriendschap
maakt al dat gekibbel overbodig.

Maar… in de koude maand december
gebeurde er iets ongewoon,
terwijl gekleurde lichtjes brandden
in hun mooi versierde boom.

Twee vragende kinderogen
keken, door de aangeslagen ruiten,
vol begeerte naar de weelde binnen,
terwijl het ijzig koud was buiten.

Een moederhart opende de deur
en liet het bleke ventje binnen.
Haar tieners keken héél verbaast
en wisten niet wat beginnen.

Dankbaar reikte hij zijn koude handje,
leeg, maar van liefde overspoeld.
Het gaf aan Tom en Lies een rilling
die zij nooit eerder hadden gevoeld.

Alles leek ineens véél leuker…
het stalletje..! de dennenboom..!
versierd met warme vrindschap,
als in een wondermooie droom!

Het jongetje was plots verdwenen,
heel ongezien en onverwacht.
Voor hen bleef hij “Het Kerstekind”,
omdat hij vrede had gebracht.

Aloïs Luyckx